Oom Epke

Uit het rijke oeuvre van Perdita Bij 't Vuur en Frans Kootstra

Confabulaties deel III
Alle schepen, alle schepen, opgelet: het vaarverbod op de Friese binnenwateren is vanwege de intredende dooi, met ingang van vandaag weer opgeheven. Goed nieuws, uw geplande voorjaarsvakantie in een open zeilboot kan dus gewoon doorgaan. 

Dat was op 8 februari 1947 wel anders, toen vroor het dat het kraakte. Onze oudoom Epke uit Dokkum had een vaartochtje op zijn BM’ertje gepland met zijn vrouw en acht bloedjes van kinderen. Via de telex kwam het bericht van de havendienst binnen dat zijn bootje vastgevroren lag in de haven van Starum: Boot vastgevr. Ijsgang. Hav. Star.

Oom Epke, die zoals de meeste Friezen over een straf, wantrouwend karakter beschikte, dacht: ”Dat moatte wy noch maar ienris besjen”. Hij had gehoord dat er de volgende dag toch een protje mensen de kant van Starum op zou schaatsen onder de noemer van een stedentocht of iets dergelijks en besloot zich bij hen aan te sluiten. ‘s Ochtends vroeg haalde hij zijn Friese doorlopers van zolder en zijn fiets uit de schuur. Klaar voor vertrek, stond hij in zijn wollen trui voor het huis. Het was nog donker en het vroor 20 graden. De oosterstorm deed hem huiveren. Ondanks dat het geen zondag was, besloot hij toch een colbertje over zijn trui aan te trekken. En zo reed hij de kille duisternis in, op weg naar Ljouwert, alwaar hij zich bij het groepje schaatsers zou aansluiten.

Binnen een uur was oom Epke in Leeuwarden. Met het zweet op zijn rug had hij al bijna spijt van het colbertje. Hij stalde zijn fiets bij het Leeuwarder Lokaeltsje, bond zijn klompen onder zijn snelbinders en zijn Friese doorlopers onder zijn geitenwollen sokken. Met een optimistisch ”Hatsjekidee mannen, daar gaan we!” spurtte hij er vandoor, de rest van het peleton achter zich latend. In het donker schaatste hij door Sneek en IJlst, de andere schaatsers waren in geen velden of wegen meer te bekennen. Bij Sloten begon het te gloren. Aldaar werd hij vanaf de kade vol enthousiasme toegejuicht. Het bleek dat de plaatselijke bevolking, vanwege Epke’s nette voorkomen, dacht dat hij de langverwachte, nieuwe predikant was. De vorige predikant was helaas door het ijs gezakt. In Taveerne Het Bolwerk legde Epke uit dat zijn missie van geheel andere aard was, hij sloeg een paar Beerenburg achterover en vervolgde zijn weg, maar niet voordat hij een paar vrouwen van hun frigiditeit had afgeholpen. 

Bij Starum aangekomen moest Epke constateren dat de havenmeester helaas gelijk had: zijn boot lag onwrikbaar vast in het ijs. Epke werd er niet warm of koud van, hij bestelde een broodje zure zult in het Wapen van Starum, spoelde dat weg met een paar Beerenburg, bepotelde wat Staverse vrouwtjes en Hoppa, daar ging hij weer. Na een kwartier schaatste hij langs Miep’s Aaswinkel, waar het bij 20 graden vorst ook geen storm liep. Epke nam een Beerenburg en zorgde dat Miep ook wat warms binnenkreeg. In Hindeloopen bezocht Epke de Hylper Hoer voor een vluggertje. Na vijf minuten was hij al klaar en joeg hij het stadje alweer uit. 
Bij Bolsward kreeg Epke kwestie bij de stempelpost, hij wilde niet stoppen, want hij zat net mooi in z’n slag. En daarbij had hij nog wat afspraken in het verschiet. Desondanks kwam het toch tot een fysiek treffen, doordat rugbyclub de Ongelikte Beer een eerste poging deed tot het ontwikkelen van een nieuwe Olympische sport, te weten het ijsrugby. Epke zag een achtkoppige scrum voor zich opdoemen op het ijs en besloot ietwat aan te trekken, iets dieper te gaan zitten en vloog met een noodgang door de eerste rij heen. De Bolswarder Scrum werd volkomen uit elkaar geslagen en rolde aan alle kanten over het ijs. Voordat de Ongelikte Beren in de gaten hadden wat hen was overkomen, was Epke nog slechts een stip aan de horizon. Deze gebeurtenis is overigens de belangrijkste reden dat het ijsrugby nooit een Olympische sport geworden is.

Gedurende de sprint realiseerde Epke zich dat het tijd was voor een sanitaire stop. Hij voerde de snelheid nog wat op en arriveerde binnen no time bij Ponke’s Poeppaleis in Harlingen. Na een extatische ontlasting, dronk Epke een Beerenburg met Ponke en toen Ponke even niet keek, pakte hij Ponke’s vrouw Stien plat op de bek. Verlicht van alle lichaamssappen die hij in Harlingen had achterlaten, vloog Epke door Franeker en binnen een half uur bereikte hij de Bonkefeart, waar hij zijn fiets bij het Leeuwarder Lokaeltsje geparkeerd had. Op de kade en op het ijs zag het zwart van de mensen, waaronder de koningin, de burgemeester en talloze hoogwaardigheidsbekleders. Epke wist zich met een paar gemikte kopstoten en wat ellebogen links en rechts, een weg door de menigte te banen, iedereen in verbazing achterlatend. Hij sprong op de fiets en trapte tegen de ijzige wind in naar Dokkum. Het zou hem niet gebeuren dat hij te laat voor het eten zou zijn, want dan zou er thuis wat zwaaien.

De koningin, die overigens ook door een kopstoot was getroffen, de journalisten en al het andere volk op de Bonkefeart hebben daarna nog anderhalf uur moeten koukleumen, voordat de eerste wedstrijdrijder triomfantelijk over de finish stroffelde. Op bevel van de koningin werd deze man tot winnaar benoemd en werd het mysterie rond oom Epke uit de pers gehouden en tot staatsgeheim verklaard. Maar elke oprjochte Fries weet dat de winnaar van de negende Elfstedentocht eigenlijk oom Epke was. Negen maanden later volgde er langs de Elfstedenroute een geboortegolf. Opvallend veel van deze baby’s werden Epke genoemd.

Oom Epke Oom Epke