Hoorn huttenstad

Column van Sjaak Grosthuizen

HOORNGIDS | Het zal meer dan tien jaar geleden geweest zijn, dat een van mijn leerlingen na schooltijd enthousiast vertelde dat hij met nog een paar andere kinderen bezig was een hut te bouwen bij de laatste flat in de Siriusstraat. Of ik eens wilde komen kijken, want ze vonden dat hij al heel goed gelukt was. Er stond vlak bij een van de portieken op de stoep op een plaats waar bijna nooit iemand liep een bouwsel van stukken hout, plastic afdekzeil en nog wat onduidelijk spul waar je ook naar binnen kon komen.

Ik mocht best binnen kijken, moedigden mij de bouwers ervan aan. Op handen en knieën kroop ik de hut binnen. Er zat al een bewoner die me een hartelijk welkom toegrijnsde en na mij propten ook de andere bouwers zich naar binnen. Hartstikke ruim, meester, vindt u niet? Ik kon recht opzitten en moest het dan ook direct beamen. Ze wezen mij op allerlei vernuftige hoekjes waar spulletjes konden worden weggeborgen.

Knap gemaakt jongens, prees ik. Je kunt hier zelfs zijn als het regent. Uitgebreid werd me verteld wie er allemaal aan hadden meegewerkt en er was ook een behulpzame vader die een deel van zijn gereedschap aan de ijverige handen had toevertrouwd. Ik zag de glunderende gezichten en ik was blij. Dit was een mooi stukje gezamenlijk spelen zonder rottigheid. De hut zou verder worden uitgebreid en er waren meer kinderen uit de wijk die er een hoop plezier aan beleefden. Een Turks, Marokkaans, Somalisch en Nederlands bouwprojectje waar geen enkele opbouwwerker een idee voor had ontwikkeld. Ik liet horen en zien hoe trots ik op ze was.

Twee dagen later kreeg ik te horen dat de gemeente het bouwsel niet toestond. Er werd door mensen geklaagd en het was geen gezicht. Mijn eigen boosheid en teleurstelling daarover was bijna net zo groot als die van de kinderen. We zochten meteen naar mogelijkheden waar het wel zou kunnen. Op het grasveld achter de flat misschien? Het is er nooit meer van gekomen.

Deze week herhaalde de geschiedenis zich in Hoorn. Kinderen van de Waterkers in Zwaag bouwden enthousiast een eigen hut. Nauwelijks afgebouwd werd door ambtenaren besloten dat de boel weggehaald diende te worden. Gemeentewerkers werden tegengehouden en politie werd erbij gehaald. Die zagen er geen overtreding in, maar boa’s kenden de ambtelijke regeltjes kennelijk beter en sommeerden dat de boel weggehaald moest worden op straffe van een boete. Men zocht het hogerop.

Wethouder Simon Broersma werd erbij gehaald en wie Simon een beetje kent zal weten dat hij dit soort initiatieven van kinderen wel weet te waarderen en hij vond dat de zaak gewoon een tijdje mocht blijven staan om er zich goed  mee te vermaken. Maar een wethouder is kennelijk niet de baas over zijn eigen afdeling en moet het niet in het hoofd halen om zorgvuldig opgestelde regeltjes naar eigen inzicht aan goed gepoetste schoenen te lappen. De gemeente is verantwoordelijk wanneer dergelijke dingen worden gedoogd op openbare plekken en als er iets gebeurt, is de gemeente aansprakelijk.

Dit is een fraai bewijs voor de verlammende invloed van de indekcultuur. Is de maatschappij daaraan vooraf gegaan door zelf iets te creëren om vervolgens, wanneer er iets met of bij de creatie mis gaat, luidkeels verhaal te halen bij de gemeente? Ik weet nog dat er ooit in de buurt van de schouwburg zelfgemaakte, maar vervallen aanlegsteigertjes waren. Een zelfde argument werd toen gehanteerd om de steigertjes weg te halen en dat had toen natuurlijk helemaal niets te maken met de opening van de schouwburg door de koningin.

Wethouder Simon, je bent graag aardig voor mensen met initiatieven. Laat je nu eens niet opzij zetten door regeltjesfetisjisten op het stadhuis. Je bent de baas. Speel dan ook de baas wanneer dat moet.

Ik hoop echt dat in elke wijk hier en daar hutten worden getimmerd door kinderen, die eens niet aan computerschermpjes vastgeplakt willen zitten. Je mag best zien dat er in de stad kinderen zijn die werk maken van gezamenlijke spelletjes.

Hoorn huttenstad Hoorn huttenstad