(P)luisjes

Kleutercolumn van Riet van der Lee, voorgelezen op HoornRadio op 4 oktober 2021

HOORNGIDS | Het is weer zover. De luizen hebben massaal de kop weer opgestoken en dat betekent weer een hoop werk. Ten eerste moeten de luizenzakken weer verzameld worden. Omdat wij door allerlei redenen de laatste tijd  - qua leerlingenaantal - flink gegroeid zijn en daardoor niet zoveel bergruimte meer in de school hebben, hebben wij de ouders gevraagd zelf zorg te dragen voor de luizenzakken. Er moet daarom een brief naar de ouders. Dat is dus duidelijk een klusje voor de werkgroep ’Speciale activiteiten’.

De volgende dag is het al duidelijk voller en groener op de kapstokken en na 3 dagen heeft elk kind zijn eigen zak met naam weer mee naar school gebracht. ’s Zomers valt er weinig op te bergen in zo’n zak, maar of de luizenduvel ermee speelt, rukt het luizenleger bijna altijd op in de herfst en/of winter. Het is voor de kinderen en vooral voor de kleuters nog een heel gedoe om alle jassen, sjaals, wanten en mutsen of petten in de zak te krijgen, waarbij de kinderen -soms letterlijk - heel dicht bij elkaar staan en om elkaar te helpen de koppen nog dichter bij elkaar steken. Sommige kinderen worden daar knap chagrijnig van, anderen zien er de humor wel van in en vallen elkaar met en door de slappe lach in de armen. Hoe bedoel je overdraagbaar?

Als alle ouders vertrokken en de gangen weer leeg zijn, besluit ik een kringgesprek over de luizen te gaan houden. Ik hoef niet eens zelf te beginnen want daar staat Marieke al huilend voor mij. “Wat is er aan de hand Marieke?” vraag ik haar. “Sonja zegt dat ik niet naast haar mag zitten omdat ik luizen heb en dat is helemaal niet waar want mama heeft vanmorgen zelf nog gekeken”. “Nou, dan mag jij gewoon naast Marieke gaan zitten hoor” en tegelijk bedenk ik dat wij de luizenmoeders weer moeten gaan vragen.  “Hoe ziet een luis eruit?” vraagt Kaleigh aan haar buurvrouw, maar  die weet het ook niet. “Misschien heeft hij wel een slurf” oppert Michael. “Nee, dat kan niet, want dan past hij niet op je hoofd” denkt Ruben. Sam wil weten wat een luis eet. “Nou, je haren natuurlijk, net zoveel tot je helemaal een kale kop hebt” zegt Frederik-Jan terwijl hij de kring inkijkt om het effect van zijn opmerking te kunnen zien. “Nee hoor, zij eten je bloed op” hoor ik Simone zeggen.

Ik onderbreek het horror-scenario van kale koppies en bloedeloze kindertjes. “Nee hoor” zeg ik geruststellend. “Je merkt er niets van als je luisjes hebt” bewust het verkleinwoordje gebruikend om het minder spannend te maken. “Alleen kriebelen hun luizenpootjes op je hoofd als zij een stukje gaan lopen en omdat dat gekriebel niet leuk is, kan mama een flesje kopen, waar de luisjes niet tegen kunnen, maar je kunt ook je haar goed kammen met een luizenborstel”.  “Oh, die heeft mijn moeder al. Daar maakt zij de truien weer mooi mee” meldt Michael vervolgens. “Nee joh, dat is geen luizenborstel maar een pluizenborstel” corrigeert Frederik-Jan minzaam. Michael haalt zijn schouders op. “Wat maakt die ene letter nou uit” zie ik hem denken en als ik de kinderen na een half uur weer zie spelen, zie ik zoveel koppies tegen elkaar dat het luistechnisch niet verantwoord is,  maar voor hun gemoedsrust zeer nodig. Zullen wij de luizenzakken maar weer afschaffen??

Luizenzakken Luizenzakken