Hoornse ondernemers lijden onder gemeentelijke regeltjes

Dankzij regels vaak vals alarm bij hotel Petit Nord

Veel Hoornse ondernemers hebben last van de vele regels die voor hen gelden en de strikte hantering ervan door de Gemeente Hoorn. Dit blijkt uit een uitgebreide brief met vragen aan het College van B&W van de voormalige wethouder Economische Zaken. Nu weer raadslid voor D66 zijnd, vraagt raadslid Helling zich af of het niet anders kan in Hoorn.

Lees hier de (bijna) volledige brief:

Aan:
Het College van Burgemeester & Wethouders

 
Hoorn, 16 september 2006

 
Geacht College,

Afgelopen vrijdag 15 september hebben diverse raadsleden een rondgang langs de Hoornse horeca meegemaakt, georganiseerd door de Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Hoorn.
Het meest knellende punt dat aan de orde kwam was die van (onlogische) wet- en regelgeving, in combinatie met uitleg en interpretatie van overheidsdienaren. Hierbij hadden de horecaondernemers sterk het gevoel dat ondernemersbelangen en praktische belangen niet tot nauwelijks meegewogen worden in de praktijk. Het meest bekende voorbeeld van spanning tussen diverse wettelijke regels is natuurlijk die van de toegangsdeur, die in het ene geval naar buiten en in het andere geval naar binnen moet draaien.
 
Natuurlijk begrijpen wij dat brandweer en bijvoorbeeld de milieudienst mede tot taak hebben om zoveel mogelijk risico’s uit te sluiten. Een zekere één dimensionale blik is in dat opzicht dan ook te rechtvaardigen.
Probleem is dat discussies tussen gemeentelijke diensten en ondernemers vaak onder tijdsdruk staan (vergunning komt anders niet af, wordt niet verlengd of ingetrokken, opening moet uitgesteld worden etc.) met een enorme economische schade tot gevolg. Ondernemers zijn daarom vaak geneigd tegen het eigen gevoel in dan maar extra investeringen te doen om verdere (financiële) schade te voorkomen, ook al staan ze er totaal niet achter. Men voelt zich erg afhankelijk en mist een organisatieonderdeel of een bestuurlijk aanspreekpunt die in een dergelijke situatie snel kan interveniëren, om naar de redelijkheid en billijkheid van een voorwaarde te kijken.
 
Het gaat overigens in het onderstaande om willekeurige voorbeelden. Ook buiten de horeca horen we regelmatig “vervelende berichten en hulpvragen” vanuit ondernemers. Twee kleine voorbeelden die tijdens de rondgang ter sprake kwamen:
Voorbeeld 1:
Bij Petit-Nord/restaurant Soya is voor 60.000 euro kosten gemaakt aan brandveiligheidsvoorzieningen. Dat is een fors bedrag, maar ook de eigenaar is zich goed bewust van het belang van veiligheid voor gasten en personeel en heeft zich ingespannen om een zo ideaal mogelijk veiligheidsplaatje te creëren. Was daar ook oprecht trots op. Dat daarmee bordjes “UITGANG” vervangen moeten worden door gewijzigde regelgeving in bordjes “EXIT” is allemaal overkomelijk.
 
Inmiddels zijn vertrekken volgehangen met aanwijzingsborden en verbodsborden voor gasten. Dit kan echter niet voorkomen dat er een groot aantal malen per jaar een vals alarm blijft afgaan, door haast niet te voorkomen handelswijzen van hotelgasten.
Bij deze goedwillende ondernemer is het zelfs nu zo dat men standaard probeert binnen 40 seconden na afgaan alarm door te geven dat het een vals alarm is, om vervolgens te kijken wat de oorzaak is en/of er een werkelijk (brand)gevaar is. Dit om te voorkomen dat de brandweer voor niets op de stoep staat.
 
Voorbeeld 2:
Zo moest bij Grandcafé Santé aan het Roode Steen - een mooie toevoeging aan het horeca-aanbod in Hoorn overigens -  een afzuig/ventilatiesysteem 1 dag voor opening op stel en sprong aangepast worden voor 7.000 euro omdat vanuit de Milieudienst men er niet vanuit ging dat het betreffende filter elk half jaar vervangen zou worden. Dit ondanks dat de ondernemer een onderhoudscontract met die voorwaarde kon overleggen. De ondernemer is nu 7.000 euro armer en heeft een nieuwe situatie moeten creëren die ook nog eens objectief gemeten een minder kwalitatief effect heeft, maar blijkbaar beter aan de enge interpretatie voldoet.
Het lijkt in dit voorbeeld om een interpretatiekwestie te gaan, waarbij al op voorhand een vertrouwenskwestie speelt of op z’n minst elke risico en verantwoordelijkheid op voorhand wordt uitgesloten.
 
Bij veel aanwezige raadsleden was een soort van machteloos gevoel. Dit omdat het hier gaat om zaken die zo op uitvoeringsniveau liggen, dat de raad nauwelijks in staat is om goed in te spelen en een goed gevoel te hebben bij de steeds harder wordende klachten omtrent regel- en controledrift bij gemeentelijke en andere  overheidsinstanties.
 
Omdat uw college de mens (ik neem aan toch ook de ondernemer) centraal stelt, wil mijn fractie, maar ik denk dat ik namens vele collega-raadsleden mag spreken, u de volgende vragen voorleggen in het kader van art. 43 RvO:
1. Herkent u de geluiden vanuit ondernemers en heeft u het gevoel dat u vanuit uw organisatie voldoende in stelling wordt gebracht om bestuurlijk in te grijpen c.q. een belangenafweging te maken tussen bijvoorbeeld “veiligheid en werkbaarheid/wenselijkheid”.
2. Het lijkt er op of we zo langzamerhand in een samenleving terecht zijn gekomen waarbij risico’s uitsluiten en verantwoordelijkheden afschuiven bij de overheid hoog in het vaandel staan. Of diezelfde samenleving daarbij nog werkbaar, exploitabel en leuk is, lijkt daarbij van ondergeschikt belang. Deelt u deze opvatting? (Antwoord graag toelichten/motiveren)
3. Kunnen ondernemers bij uitleg en interpretatie van voorschriften en (wettelijke) eisen van brandweer en/of milieudienst een derde instantie inroepen om uit een (belangen)discussie te komen? Zou Bouw- en Woningtoezicht en in het verlengde daarvan het dagelijks bestuur, uw college, daarin een actieve rol kunnen en willen spelen?
4. Bent u bereidt een “bemiddelingsconstructie c.q. -beleid” actief uit te dragen en te communiceren richting ondernemers?
5. De brandweer adviseert en controleert. Zijn de adviezen van de brandweer vrijblijvend of kunnen daar ook rechten aan ontleend worden (bijvoorbeeld als adviezen niet of onvoldoende blijken te werken in de praktijk)?
6. Is er in die zin “recht op nazorg” voor een ondernemer?
7. In uw collegeprogramma “de mens centraal” stelt u dat u het traject van minder administratieve regels en rompslomp voor bedrijven wilt voortzetten. Kunt u aangeven hoe u dit punt de komende tijd denkt vorm te geven en in te vullen?
8. In het verkiezingsprogramma van D66 Hoorn, Dichter bij Hoorn, staat de suggestie om in de gemeentelijke organisatie een “hakteam” op te zetten, die tot taak krijgt om onlogische en overbodige regelgeving op te sporen. Afdelingen zouden daarbij de hierdoor zelf gecreëerde efficiencywinst weer mogen inzetten voor eigen afdelingsdoelen. Hierdoor kan een optimale interne prikkel tot stand komen om het hiervoor geschetste probleem enigszins te lijf te gaan. Wat vindt uw college van deze suggestie?

 
  Arthur Helling
  Fractievoorzitter