HOORN - Volgens Ilse van der Poel van Schenkeveld Advocaten is de wijze waarop de gemeente Hoorn de Reclamebelasting heeft ingevoerd niet rechtmatig. Namens MKB Noord-West Holland heeft zij een bezwaarschrift opgesteld voor de ondernemers die protesteren tegen de nieuwe belasting. Inmiddels hebben al meer dan 400 ondernemers en ook veel Hoornse instellingen bezwaar aangetekend.
De fouten die de advocate in de Hoornse regeling heeft ontdekt, zijn verwerkt in een standaard-bezwaarschrift dat alle ondernemers kunnen gebruiken. Velen hebben inmiddels via MKB Noord-West Holland dit bezwaarschrift ontvangen zodat het aannemelijk lijkt dat nog meer ondernemers bezwaar gaan maken. Wel moeten zij dit een dezer dagen doen, omdat de termijn voor bezwaar maken afloopt.
Ondernemer Paul Elenbaas, Voorzitter MKB-Hoorn, adviseert ondernemers om z.s.m. bezwaar te maken tegen de belasting middels de door hem verspreide standaardbezwaarbrief.
Volgens Schenkeveld Advocaten zijn er meerdere redenen waarom de Reclamebelasting in Hoorn niet rechtmatig is. Enkele fragmenten uit hun bezwaar:
Onjuiste grondslag reclameverordening.
Als grondslag voor de verordening hanteert de gemeenteraad artikel 229 eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet.
Voornoemd artikel geeft de gemeenteraad echter niet de bevoegdheid om de verordening vast te stellen.
De reclamebelasting wordt als onjuist instrument ingezet.
In dit geval komt de ingevorderde reclamebelasting ten goede van de stichting Lokaal Ondernemersfonds, hierna: ‘de LOF’. Deze private stichting heeft met de gemeente een convenant gesloten. In dit convenant is afgesproken dat van de uit te keren opbrengst van de reclamebelasting 90 %, in het belastingjaar naar rato van het aantal maanden dat er na de aanslagoplegging die er in hetzelfde jaar resteren, wordt uitgekeerd aan voornoemde stichting. Middels dit convenant verplicht de gemeente zich om jaarlijks de opbrengst van de reclamebelasting aan de stichting beschikbaar te stellen. Dit is in strijd met het budgetrecht van de gemeenteraad, aangezien er geen opzegmogelijkheid is geboden in het convenant zodat de gemeenteraad gebonden is aan het convenant.
In het convenant is voorts opgenomen dat de LOF bepaalt waaraan de gelden uit het LOF fonds worden besteed. Daarbij zijn de bestuursleden van de Hoornse Ondernemers Federatie, hierna: ‘de HOF’, exact dezelfde personen als de bestuursleden van de LOF. Hierdoor is de onafhankelijkheid van het bestuur van de LOF niet gewaarborgd. Voorts is slechts een minderheid van de ondernemers lid bij de HOF. Het kan dan ook zeker niet uitgesloten worden dat ondernemers die lid zijn bij de HOF bevooroordeeld worden bij het verlenen van subsidie. Hierdoor ontstaat strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Nu in het convenant niet is bepaald ten behoeve waarvan de gevorderde reclamebelasting ten goede komt is niet inzichtelijk of de opbrengst uit de reclamebelasting toevloeit naar de algemene dienst ter vrije besteding van de gemeenteraad. De reclamebelasting wordt dan ook als onjuist instrument ingezet, zodat ten onrechte reclamebelasting wordt geheven. Daarbij is ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de LOF zal voldoen aan de subsidiebepalingen zoals opgenomen in afdeling 4.2 van de Awb.
Daarbij wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat de heffing van reclamebelasting resulteert in verboden staatssteun, nu de LOF bepaald ten behoeve waarvan de geheven belasting wordt ingezet.
Openbare aankondigingen
Voorts is van belang dat in artikel 2 van de verordening is bepaald dat enkel belasting kan worden geheven ten aanzien van openbare aankondigingen vanaf de openbare weg. Dit betekent dat ter zake van een enkele openbare aankondiging geen reclamebelasting kan worden geheven, aangezien dat niet onder de definitie van belastbaar feit valt.
Daarbij is in de verordening niet gedefinieerd wanneer er sprake is van openbare aankondigen. De definitie daarover ontbreekt, zodat het voor de belastingplichtige niet inzichtelijk is in welke gevallen er sprake zal zijn van openbare aankondigen. Hierdoor kan ook strijd met het gelijkheidsbeginsel ontstaan.
Verbod van willekeur
Ook is er sprake van willekeur aangezien in de verordening onderscheid wordt gemaakt tussen diverse gebieden, waarbinnen een verschillend tarief geldt. Ondergetekende is van oordeel dat nu niet gemotiveerd is waarom er verschillende tarieven gelden, niet duidelijk is onder welke omstandigheden het tarief van een bepaald gebied wordt gehanteerd. Het is immers niet inzichtelijk of de gemeenteraad hiervoor op grond van objectieve en redelijke gronden heeft gekozen. Dit werkt willekeur in de hand, zodat ook hierom het bezwaarschrift gegrond moet worden verklaard.
In de verordening zijn verschillende tarieven opgenomen met betrekking tot het aantal m2. In de modelverordening die is uitgegeven door de Vereniging Nederlandse Gemeenten staat opgenomen dat een aankondiging groter dan 0,1 m2 kan worden gekwalificeerd als een aankondiging groot 1 m2. In de onderhavige verordening is echter geen minimum gehanteerd van 1 m2, maar van 5 m2. Dit betekent dat van een aankondiging van 0,1 m2 eenzelfde bedrag aan reclamebelasting wordt geheven als van een aankondiging van 5 m2. Dit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aangezien ongelijke gevallen voor hetzelfde tarief worden aangeslagen. Dit leidt tot een onredelijke belastingheffing die de wetgever ingevolge artikel 227 van de Gemeentewet niet kan hebben beoogd. Reeds hierom kan de aanslag niet in stand blijven.
Aangifte
In de modelverordening is geen bepaling opgenomen inzake de aangifte. In de onderhavige verordening is bepaald dat de belastingplichtige zelf (artikel 13 lid 2) moet verzoeken om uitreiking van het reclamebiljet. Dit is in strijd met artikel 233 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de heffing van belasting niet kan geschieden bij wege van afdracht op aangifte. De verordening is dan ook in strijd met voornoemd artikel, zodat ook op grond hiervan de verordening onverbindend verklaard dient te worden.
Via de site www.hoorn80.nl kunt u het bezwaarschrift downloaden: