Het raadslid stond voor de spiegel en bekeek zijn uitstraling. ‘Daar is niks mis mee,’ had de fractievoorzitter voor het reces nog gezegd. ‘Vind je dan niet dat mijn twijfel vaak te zichtbaar is?’ had hij nog gevraagd.
‘Welnee joh! Een beetje gezonde twijfel mag best. Dan kom je niet meteen over als een drammer die niet voor andere rede vatbaar is. Weet je, het past ook een beetje bij jou. De mensen zien bij jou dat je aan het nadenken bent.’
Dat voelde toen als een opsteker, als een compliment. Maar zelf wist hij dat hij vaak onzeker was over wat hij van onderwerpen moest vinden. De fractievoorzitter was altijd zo zeker van zijn zaak. Bij hem hoefde je niet met tegenargumenten aan te komen. Hij had overal een antwoord op en wanneer hij in de raadsvergadering het onderspit delfde was dat alleen omdat men hem het gelijk niet gunde.
‘Het gaat er niet om of je gelijk hebt, maar of je gelijk krijgt!’ zei hij meermaals en daar kon hij alleen maar gelijk in hebben. Hij zag zichzelf in de spiegel en ging rechterop staan. Hij keek ferm naar het gezicht dat net zo ferm terugkeek.
‘Ik heb gelijk!’ sprak zijn spiegelbeeld tot hem. ‘Ik heb gelijk! Ik heb hartstikke gelijk!’
Zijn spiegelbeeld hield de martiale houding precies elf tellen vol en toen zag hij zichzelf weer. Hij wist dat hij niet het enige raadslid was zonder zelfverzekerde uitstraling. Hij zou er zo twee kunnen aanwijzen, die nog onzekerder overkwamen dan hijzelf. Maar daar koop je niks voor, hield hij zich voor. Het was gelukkig niet zo dat hij niks voorstelde als raadslid. Nee, dat had hij al bewezen. Al twee keer had hij een amendement helpen opstellen en al drie keer had ook zijn naam geprijkt onder een ingediende wilde motie. De fractievoorzitter had hem daar aanmoedigende schouderklopjes voor gegeven. ‘Zie je wel dat je het kunt!’ heeft hij gezegd.
Tijdens het reces heeft hij geoefend met raadsinstrumenten. Artikel-36 vragen indienen was het eerste waarin hij zich trainde. Hij koos een oud agendapunt uit en stelde daarbij vijf vragen op. Vijf vragen maakt het indienen veel serieuzer, vond hij. Toen hij merkte dat het hem redelijk lukte, bedacht hij zelf een onderwerp waarover hij een artikel-36 vraag opstelde. Er waren in zijn straat duidelijk te weinig goede parkeerplaatsen en zijn buurman had daar al eens opmerkingen over gemaakt. Nadat hij zijn vragen een aantal malen had nagelezen en bij de derde vraag een opmerking verwerkte waarin een duidelijk verwijt te voelen was, mailde hij zijn werk naar zijn fractievoorzitter. Deze reageerde heel snel en heel verheugd had hij zijn mailbox geopend om een ongetwijfeld positieve reactie te kunnen lezen, maar die wees de vragen onverbiddelijk af. Of hij het verkiezingsprogramma wel eens had gelezen, schreef de fractiebaas.
Zeker twee weken had hij zichzelf verboden ook maar iets voor de fractie te doen. ‘Ik heb nu reces,’ antwoordde hij zijn partner, die hem vroeg of hij geen fractiewerk te doen had.
Zijn boosheid was al ruim een week weggezakt, maar hij wilde dat eigenlijk nog niet toegeven. Nu speelden hem weer allerlei raadsmomenten door de geest. Hij oefende weer met het schrijven van moties en amendementen. Hij bedacht zelfs een motie van wantrouwen, wat iets beter lukte toen hij fantaseerde dat zijn fractievoorzitter lid van het college was.
Zijn gedachten gingen terug naar de raadsvergaderingen van het afgelopen jaar. Eén vergadering bleef hem trouw bij. Hij was woordvoerder over de zaak van de instabiele boom voor het verzorgingstehuis. De boom was ouder dan de oudste bewoner, maar moest worden weggehaald. De vergadering was druk bezocht. De halve bejaardenbevolking zat op de publieke tribune. Hij had de zaak zo grondig mogelijk bekeken, kansen gezocht om de boom te behouden, maar berichten over beworteling, vlekken en breuken, zwammen en schimmels maakten de boom kansloos. Hij moest terugdenken aan zijn jeugdjaren. Hoe vaak waren hij en zijn vrienden niet zo hoog mogelijk in de boom geklommen? Eén keer kwam hij hoger dan ooit en toen hij naar beneden keek en zag hoe dun de takken waren waar hij steun moest vinden, duurde het wel een kwartier voordat hij onder aanmoedigende kreten van zijn vrienden weer naar beneden kwam. Ze waren hem gesmeerd voordat de intussen gewaarschuwde brandweer kwam opdagen met de ladderwagen.
Hij trachtte de aanwezige ouderen uit te leggen waarom het spijtig maar goed was de boom weg te halen. Gestameld had hij en hij had gevochten tegen brandende tranen achter zijn oogbol. Een klungelig verhaal was het geweest in plaats van een vlammend en overtuigend betoog dat hij had willen afsteken. Na de vergadering was een oude dame op hem afgestapt met in haar kielzog drie heren. Ze legde haar hand op zijn arm en zei: ’Ik geloof u.’ De heren achter haar knikten instemmend.
Hij keek weer in de spiegel en keurde zijn wankelmoedige uitstraling. Hij glimlachte. ‘Ik geloof je,’ zei hij.
Foto: Door Bert Kaufmann from Roermond, Netherlands - Morning Mood / Morgenstimmung / Ochtendstemming, CC BY 2.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=24300251
De inhoud van de column is uitsluitend voor rekening van de auteur. HoornRadio/HoornGids is niet ge- of verbonden aan een politieke partij of welke politieke richting dan ook, maar geheel autonoom, onafhankelijk en ongebonden.