HOORN - Een bont gezelschap vierde dinsdagavond een feestje bij de sokkel van de gevallen J.P. Coen. Lokale kunstenaars en historici, enkele geboren en getogen Horinezen, een lokale politicus en een (inter)nationaal bekende kunstenaar versierden de hekwerken rondom de sokkel en hebben een spotlight gezet op het tijdelijk vervangende kunstwerk van Tinus D. Freakysteel.
Er werd gediscussieerd over het historisch besef (of het ontbreken daarvan) en getoast op het vertrek van “de slachter van Banda”, gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen. De Gouverneur-generaal die de basis van het handelsimperium van de VOC gestalte gaf, maar ook de tragiek van de boekhouder die de kracht van het getal laat uitstijgen boven het welzijn van de medemens. Eigenlijk de oerkapitalist ten voeten uit, met dit verschil dat hij zichzelf geen bonussen toe-eigende, zoals de bankiers en managers heden ten dagen…
Tinus D. memoreerde dat het een historische dag was. J.P. Coen symboliseert het vroege kapitalisme van de in 1601 opgerichte Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). En nu het kapitalisme met alle kredietperikelen en dalende beursnotaties in crisis is, valt ook het beeld van J.P. Coen om. Een betere symboliek bestaat er niet! Indachtig het motto “opgestaan is plaats vergaan” heeft Tinus D. meteen een beeld van hem zelf, genaamd “de Engel” op de sokkel gezet. Waarna de gemeente er hekwerken omheen zette…
KENNIS VAN DE GESCHIEDENIS
Door de aanwezigen werd uitgebreid gediscussieerd over het huidige gebrek aan historisch besef of historische kennis. Veel voorstanders van behoud van het beeld zeggen of “Ze wisten toen niet beter”, of “Ze waren toen ook trots op J.P. Coen”. Uit meerdere historische documenten blijkt dat de daden en gedachten van Coen in zijn tijd niet onomstreden waren. Zijn voorganger als Gouverneur-Generaal in Indië, Laurens Reael maakte echter al kanttekeningen bij de werkwijze van Coen, als zijnde wreed en “onchristelijk”. Hij respecteerde de keuze van de Bandanezen om vrijhandel te willen voeren met Hollanders, Engelsen en Chinezen. Zij vochten “voor de vryheyt van haer landt, daer wy soo mennighe jaeren lyff ende goet voor opgestelt hebben”. Daarmee maakte Reael een vergelijking tussen de vrijheidsstrijd in de Lage Landen tegen de Spaanse overheersing en het verzet van de Bandanezen tegen knechting door de Hollanders.
Voor landgenoten was Coen ook niet mild: Bontekoe werd bij aankomst in Batavia eerst gevangen gezet en moest vervolgens gedwongen in dienst van Coen blijven varen. Het is dat deel van zijn reisverhaal dat wijselijk uit boeken voor de jeugd werd weggelaten: het aanknopen van handelsbetrekkingen aan de Chinese kust onder toepassing van brandstichting, plundering en mensenroof. En de zeehelden Jacob Lemaire en Willem Cornelisz. Schouten die langs Kaap Hoorn voeren werden bij aankomst in Indië door Coen niet bijster vriendelijk tegemoet getreden: het schip en de goederen werden op 2 november 1616 door hem ingevorderd. Dit omdat zij het handelsmonopolie van de VOC bedreigden.
HEKEL AAN LIEDERLIJK GEDRAG
Wat voor mens was Jan Pietersz. Coen? Dat blijkt het beste uit de brieven die hij verstuurde, onder andere naar de Heren Zeventien. Coen beschouwt zichzelf als een door God gezonden instrument om de heidenen en Moren te knechten, en orde op zaken te stellen in de Oost. Hij verfoeide de bandeloosheid van de stadse maatschappij, zowel in het door hemzelf gestichte Batavia als de thuissteden Hoorn en Amsterdam; een maatschappij die “(…) men zich haast niet te erg kan voorstellen”, met schavuiten, bankroetiers, vrouwenjagers, gedegenereerden, lichtekooien, een “godloze hoop”, waartussen de predikanten, in woorden van Coen zelf, als “plompe en onbesneden idioten staan”. Uit de brieven van Coen blijkt geen enkel respect voor de menselijke waardigheid. Zelf was Coen geheelonthouder en fel bestrijder van de drankzucht.
Deze kennis bracht één der aanwezigen bij het bevrijdingsfeest tot de volgende conclusie: Coen had er zelf genoeg van. Hij heeft het kermisgeweld van de afgelopen weken nog getolereerd, met de aanwezigheid van de mega-attracties op het plein. De aanblik van afgelopen Lappendag zal hem wellicht teveel zijn geworden. Jan Pietersz. Coen heeft gedacht: “Weg hier, de moed zakt mij alsnog tot in de onderkant van mijn hoge laarzen”. Waardoor de leuze “Dispereert niet, ontsiet uwe vyanden niet…” een geheel andere klank krijgt.
In ieder geval is er dinsdag 16 augustus door een bizar toeval iets unieks gebeurd in de Hoornse èn de wereldgeschiedenis. En waakt in plaats van de kloeke Coen een fragiele engel over de stad Hoorn.